#5 Just Breathe

“Just Breathe, Pearl Jam”

Ik vlieg terug in de tijd, was dit nou tijdens de uitvaart van San. En hoezo zat ik daar ineens, tegenover zijn kist, dit nummer horende…Het is en was waanzin.

De muziek voert me terug naar het moment waarin ik mezelf bevond waar ik niet wilde zijn. Het onmogelijke doet zich voor. Mijn broer is dood en ligt in die kist. Er is op getekend met mooie teksten van afscheid, liefdevolle laatste groeten. Ik zit daar, maar ben er niet. Ik ben er niet, ik ben heel ergens anders, niet wetende waar.

In niemandsland…zoekend naar hem, naar realiteit, naar hoe de f*&% ik hier ben aanbeland. Naar hoe ik dit in godsnaam moet gaan dragen.

Het muziekfragment zet me terug in de tijd en voel ik vanuit mijn stevigheid nu, mijn onmacht van toen. Het verscheurt me ter plekke, voel ik mijn onmogelijke pijn weer en hoe het was naar zijn kist te kijken.

 

 Observeren

 

Ik heb het opgezogen, als een spons, heb zo vaak naar hem gestaard, dood als hij was…wat betekent dit eigenlijk? Dood. Hij deed het niet meer. Zijn borst ging niet op en neer. Hij was koud. Stijf. Zijn gezicht echter zacht en liefdevol. Zijn krullen nog even vol en nog aangeraakt door de zee. Ik heb hem die week geobserveerd.

Aanraken vond ik moeilijk, durfde ik niet, was bang voor de koude en het stijve gevoel. Heb hem de eerste dag nog wel aangeraakt, op zijn hand, ik vond dat heel spannend.

Achteraf blij dat ik dat gedaan had. Zijn huid veerde nog wat mee, dat was later niet meer. Ik ben altijd door zijn haar gegaan. Dat deed ik nooit toen hij nog leefde, das raar haha. Maar toch voelde ik nog de behoefte hem aan te raken, contact te leggen, wetende dat het afscheid naderbij kroop. Hoe voelt hij?

Ik mis zijn knuffel wanneer ik hem zag, voelde ik me zijn ‘zusje’. Dat gevoel kon alleen hij mij geven.

 

Een onwerkelijk scenario

 

En dan ineens ligt hij in een kist, dood in zijn woonkamer. Dat is nogal wat, om daar mee te zijn. Ik weet nog het eerste moment dat ik hem zag liggen. Ik fietste met m’n jongere broer naar zijn huis. Het was fijn om dit samen te doen, ik was misselijk op de fiets, mijn lijf was zwaar en stroperig en toch moest ik daar zijn, ik wilde mijn broer zien.

Hij was thuis. De deur gaat open en stap voor stap door tot de woonkamer. Dan zie je een scenario wat onwerkelijk is en toch is het zo, ik zie het, met mijn ogen. Het gezoem van de koeling op de achtergrond, de eerste bloemen die al bezorgd waren, kaartjes door de brievenbus…Ik knak daar…hoor mezelf ‘jongen toch’ zeggen. Ik blijf het maar zeggen…

Het gevoel wat eronder ligt: wat is je nou gebeurd? Wat is je nou toch overkomen? Dit kunnen we niet fixen, dit is toch niet de bedoeling? Je laat ons zo schrikken en we willen je terug…Jongen toch, je bent eruit gefloept. Uit het leven ‘gepoeft’, de golven hebben je er zo uitgetrokken.

Het leven uit.

Een einde.

We kunnen niet meer terug,

Dit is,

Definitief.