“Vastzitten en rusten in de pijn”
Vastzitten in pijn. Het lijkt soms mijn grootste hobby, hoezeer ik deze plek ook haat. En nu zit het juist in dat laatste. Mijn oordeel en weerstand. Daardoor blijf ik vastzitten. In een soort eigen gebouwde gevangenis met gedachten en gedrag op repeat.
Ik realiseer me deze tijd steeds meer en meer dat ik de creator ben van mijn leven. Het lijkt erop dat met dit inzicht alle oude shit zich heerlijk laat zien. En dit is zwaar arelaxt.
Hier komt ook de rouw om de hoek kijken. Want ik geloof niet meer in deze oude overtuigingen, echter is het verleden onder ogen zien dan ook onvermijdelijk. Met nieuwe ogen en heldere blik.
Het doet zeer en het trekt me regelmatig ook nog de diepte in, het ravijn. Waar het oude zich verschanst aan mijn levenslust en kracht. En dan heb ik weer uit dat ravijn te klauteren, een ervaring rijker en ook met een motivatie, dit niet meer, want het is niet waar wat ik mezelf vertel.
Terwijl ik dit schrijf zit ik nog in de diepte en ik wil juist vanuit deze plek spreken. Vanuit de plek waar het mij echt ontzettend pijn doet. Waarin ik niet de kracht voel om door te gaan. En positieve zelfpraat mijn nek uitkomt.
Ik weet nu dat ik mezelf hier mag gaan ontvangen, mag openen en zien. Dat vraagt moed, altijd. Het is alsof ik het dan opgeef, mijn strijd. Mag ik eindelijk loslaten
Waar gaat de pijn over?
Dat is een ontrafeling in kluwen. Kluwen van oud. Van verlies. Van rouw. Mijn broer die dood is, ik mis hem zo. Ik praat niet meer veel over hem, dat doet zeer. Het leven raast door en ook ik richt me op het nieuwe, dat is superfijn. En dan dient mijn verjaardag zich aan en grijpt het me vanachter, grief. Altijd onaangekondigd. Ik weet het en toch ook weer niet. Misschien maar goed ook om die openheid te houden, dat het me mag grijpen.
Ruimte geven
Want wat ik ook zie gebeuren is dat het van tevoren al wordt ingedekt. Zeker in deze maand. “December is zwaar” of “december kan je afschrijven”. En ik weet niet of dat nou de bedoeling is, want juist nu, is het denk ik de bedoeling om erin te blijven staan. Mijn lichaam de ruimte te geven dit te voelen.
Als je het van te voren al framed met dat je het kan ‘afschrijven’, ben je deels niet aanwezig, je beschermt jezelf voor potentiële ervaringen van pijn en verdriet. Logisch vanuit de mind, maar niet dienend voor het lichaam.
Te voelen dat het allemaal anders is, dat ik moe ben, dat het hele familiesysteem op z’n kop staat. Dat ik het rouwen zo zat ben, dat ik niet meer wil. Dat ik terug wil. Dat ik me hopeloos voel. Dat het zoveel pijn doet hem zo te missen, in mijn hart. Mijn hart doet zo zeer. En dat ik zo moe ben. Van het dragen, van het maar doorgaan. Van dit alles. Van deze cyclus.
En toch…
Zo weet ik. Opent het mijn hart. Juist door te blijven staan. Te rusten in de pijn.
Mezelf toestemming te geven dit allemaal te voelen, want het is er, NU. Ik ben er NU helemaal klaar mee en zo moe. Ik wil ook geen advies. Ik wil een hand. Ermee zijn. Want ik sta altijd weer op. Dat kan ik zo goed. Ik weet dat ik heel krachtig ben en dat ik goed de diepte kan raken. Maar deze plek is heel alleen. Dus af en toe een hand, of een blik, zegt zoveel meer dan 1000 woorden, goed bedoeld advies, of ‘je mag me altijd bellen’.
Het is intimiteit; op een heel ander level.
De pijn van groot verlies gaan we allemaal een keer ontvangen in ons leven en wanneer je elkaar daarin ziet, verbind het. Het is een plek zonder woorden. Zijn in de leegte.
Op die plek is zoveel liefde. Maar je hebt er wel naartoe te bewegen.
Dat vraagt moed, altijd.